Isolatie op spanten

De blootgestelde spanten zijn vaak een architectonisch element van de woonwijk. Ze introduceren een specifieke sfeer en maken, dat de kamer hoogte wint. Er zijn in principe twee opties voor implementatie. Decoratieve bekisting komt vooral veel voor, zichtbaar vanaf de zijkant van de kamer, die aan de spanten is genageld (planken zijn verbonden met een tand en groef), en dan wordt er een isolatielaag op gelegd. De tweede populaire methode is om de voltooide exemplaren samen te stellen, zelfdragende isolerende elementen, die geen ondervloer met planken nodig hebben en direct op de daksparren kunnen worden gelegd. De ondergrond van de platen kan worden geverfd, papier of gips. Sommige elementen hebben een kant-en-klaar substraat dat geen verdere verwerking nodig heeft. Meestal worden platen gebruikt die uit meerdere lagen bestaan, die voldoen aan strenge thermische isolatie-eisen en een snelle voortgang van de werken mogelijk maken. Daarnaast zijn er ook isolatiesystemen, die niet op de spanten zijn gelegd, maar daklatten, over de gehele dakconstructie, inclusief patches en tellers. Ze fungeren ook als een tweede afwateringsoppervlak. Zoals bij thermische isolatieplaten, ook bij deze systemen wordt een dampremmende laag aanbevolen, gelegen onder het isolatiemateriaal. Het wordt direct op de spanten geplaatst en met latten vastgezet, naar verhouding – in het geval van bekisting – tussen planken en tengellatten. De lucht tussen de latten is nogal stil en niet vol, in tegenstelling tot irf-systemen, ventilatie functie. Luchten gebeurt meestal via luchtkanalen, gelegen in de isolatieplaten. Bij de keuze voor thermische isolatie op de spanten, u heeft de keuze uit verschillende soorten isolatiematerialen. Alleen zelfdragende planken mogen direct op de spanten worden gelegd. De meest voorkomende isolatiematerialen zijn: styropor, minerale wol (glas of steen), vezelplaten en gehard polyurethaanschuim. Kurk is een minder gebruikelijk materiaal. Individuele thermische isolatiematerialen verschillen in warmtegeleidingscoëfficiënten. Hoe lager het cijfer, hoe beter de isolerende eigenschappen en hoe kleiner de hoeveelheid materiaal die nodig is om de juiste thermische beschermingsindex te bereiken. Dit heeft op zijn beurt invloed op de dikte van de bouwlaag. De materialen die worden gebruikt voor isolatie op de spanten hebben een warmtegeleidingscoëfficiënt van 0,25 Doen 0,45.
De keuze voor een specifiek materiaal wordt niet alleen bepaald door de warmtegeleidingscoëfficiënt. Het algehele ontwikkelsysteem en de specifieke eigenschappen van een bepaald materiaal spelen een belangrijke rol. Polystyreen is bijvoorbeeld bijzonder licht en voert water van het oppervlak af, minerale wol daarentegen is niet brandbaar en past zich goed aan de ondergrond aan. Houtvezelplaten hebben de mogelijkheid om warmte op te slaan, en zelfdragende elementen van gehard polyurethaanschuim zorgen ondanks de geringe dikte voor een goede warmte-isolatie.